“Genen niet belangrijk bij psychisch lijden”
“De laatste decennia heerste het idee dat ernstig psychisch lijden biologisch werd veroorzaakt; door genetische varianten. Onderzoek van Jim van Os, ggz-hoogleraar in het UMC Utrecht, laat zien dat dit slechts in beperkte mate het geval is. “Omgevingsfactoren spelen een veel grotere rol. Met name sociale frustratie en jeugdtrauma’s vergroten het risico op ernstig psychisch lijden.”
Die uitkomst verbaast Jim niet. “We leven in een samenleving waarin alles uitstraalt: succes is een keuze. Alles wijst die richting op. Onze kinderen worden constant klaargestoomd voor dat individuele succes. Dat geeft een enorme druk. Als dat succes vervolgens uitblijft, ervaren veel mensen dat als falen. Daar kunnen we vaak moeilijk mee omgaan en dat blijkt een relatief veelvoorkomende reden voor psychisch lijden.”
Psychisch lijden zit dus nauwelijks in de genetica zoals die nu bekend is, maar in omgevingsfactoren en sociale omstandigheden. Dat het in bepaalde families vaker voorkomt dan in andere is volgens Jim ook zonder genetica te verklaren. “Familieleden leven nu eenmaal vaker in vergelijkbare omstandigheden. Volwassenen met een jeugdtrauma dragen dat niet zelden ongewild over naar hun kinderen en onze sociale en etnische stratificatie, of eigenlijk ons informele kaste-systeem, is moeilijk te doorbreken.”
Van Os pleit voor een andere manier van behandelen van ernstig psychisch lijden dan momenteel in de reguliere ggz de norm is: De therapeut moet primair investeren in de relatie, in de kunde om relaties aan te gaan.
In de Gestalttherapie vormt de relatie het uitgangspunt, de basis en het instrument van de therapie. Ook in de Integratieve Psychotherapie is het de basis waarvan uit wordt gegaan. Meer uitleg hierover vind je op mijn homepage.
Het artikel over het onderzoek van van Os: Genen niet belangrijk bij psychisch lijden.