Trauma, complex trauma, vroegkinderlijk trauma
Posttraumatische stress ontstaat wanneer een ingrijpende gebeurtenis – of een opeenvolging van gebeurtenissen – zo overweldigend is dat je op dat moment niet in staat bent om deze te verwerken.
Een kenmerk van dit soort ervaringen is machteloosheid: het onvermogen om in actie te komen, te vluchten of te vechten om jezelf te beschermen. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Soms is er fysiek geen ontsnapping mogelijk, zoals bij een auto-ongeluk. In andere gevallen ben je zo overrompeld, of sta je er zo alleen voor, dat je ‘verlamd’ raakt. Dit gebeurt vaak bij situaties als pesten, seksuele intimidatie of ander geweld. Kinderen hebben doorgaans al weinig mogelijkheden om zich aan een onveilige situatie te onttrekken – als ze zich überhaupt beseffen dat wat er gebeurt niet oké is.
Omdat de spanning, angst en pijn van dat moment nergens naartoe kunnen, blijven ze vastzitten in het lichaam. Dit is een van de redenen waarom trauma zo’n sterke fysieke component heeft en vaak wordt getriggerd door lichamelijke sensaties zoals geur, beelden, aanraking of beweging.
Complex trauma en vroegkinderlijk trauma
Naast trauma waarbij heel duidelijk is welke gebeurtenis – of serie van gebeurtenissen – de oorzaak is, bestaat er ook zoiets als complex trauma.
Dat is trauma waarbij je gedurende een langere periode in je leven voortdurend kleinere of grotere klappen hebt moeten opvangen.
De klappen kunnen letterlijk zijn – als er fysiek geweld wordt gebruikt – of figuurlijk – bijvoorbeeld als je steeds gekleineerd of genegeerd wordt. Het kan zo subtiel en onderhuids gebeuren, dat je het nauwelijks kunt benoemen.
Vergelijk het met een blikje waar een lange tijd steeds =steentjes tegenaan worden gegooid. Bij het eerste steentje is nog duidelijk wat ervoor heeft gezorgd dat er een deuk in het blikje zit. Maar na een heleboel steentjes is het blikje helemaal van vorm veranderd. Het is niet meer goed aan te wijzen welk steentje dat gedaan heeft. Het is vooral de voortduring van de tikjes die heeft gemaakt dat het blikje op deze manier beschadigd is.
Als je in je kindertijd in een onveilige omgeving bent opgegroeid, kan dat in je latere leven doorwerken, vooral in relaties en vriendschappen. Dit kan zich uiten in verlatingsangst, bindingsangst, problemen met intimiteit, intense emoties zoals woede of verdriet die moeilijk te hanteren zijn, schaamte, of het gevoel dat je niet goed genoeg bent. Sommige mensen ervaren juist het tegenovergestelde: een algehele gevoelloosheid, of een schommeling tussen beide uitersten.
Ook hierbij geldt dat pijn en spanning in het lichaam worden opgeslagen. Hierdoor kunnen emoties plotseling de kop opsteken of kun je je juist compleet verdoofd voelen, zonder dat je daar grip op hebt.
Daarom is het in therapie belangrijk om niet alleen te praten over wat er gebeurd is, maar ook om aandacht te besteden aan de lichamelijke ervaring van trauma. Dit betekent leren herkennen wat er in je lichaam gebeurt, grenzen aanvoelen en stap voor stap een gevoel van veiligheid ontwikkelen. Soms begint dit met simpelweg weer contact maken met je eigen lichaam en gewaarwordingen.
Daarnaast is het van belang om nieuwe manieren te ontdekken om jezelf te uiten – niet alleen met woorden, maar ook door beweging, ademhaling en andere lichaamsgerichte vormen van expressie. Op die manier wordt herstel niet alleen iets dat je begrijpt, maar iets dat je daadwerkelijk kunt ervaren